Zoeken Zoeken
Menu
Uitvoering van de zorgmachtiging of de crisismaatregel

BC 20-018 18 mei 2020

Uitspraak Wvggz klachtencommissie

 

Inzake : [klager]
Instelling : Pro Persona
Klachtnummer : BC20-018
Datum ontvangst klacht : 31 maart 2020
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Hoorzitting : 7 april 2020 (via videoconferentie)
Datum beschikking : 13 april 2020

  

Aanwezig tijdens hoorzitting (via videoconferentie)

[Klager] (klager)

[PVP] (PVP)

 

[verweerder] (verweerder/zorgverantwoordelijke)

[verweerder] (verweerder/ANIOS)

 

[voorzitter] (jurist, voorzitter Bopz klachtencommissie)

[lid 1] (psychiater)

[lid 2] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris BOPZ klachtencommissie)

 

Bevoegdheid

De klachten die ter beoordeling aan de commissie voorliggen hebben betrekking op een jegens klager genomen besluit door in de instelling werkzame personen in de zin van artikel 10.3 van de Wet verplichte GGZ (Wvggz) en vallen als zodanig binnen de competentie van de commissie.

 

Juridische status klager

Mondeling afgegeven zorgmachtiging

 

Klacht

  1. Verplichte opname in de accommodatie;
  2. Separatie onder dwang;
  3. Beperking bezoekrecht;
  4. Beperking bewegingsvrijheid;
  5. Telefoonbeperking;
  6. Onvoldoende schriftelijke informatie over de redenen waarom er verplichte zorg is toegepast.

 

Procedure

Er loopt een rechterlijke machtiging met een ingangsdatum op 5-11-2019 en een expiratiedatum op 27-3-2020. 

Crisismaatregel geldend van 27 maart 2020 tot en met 30 maart 2020.

Aanvraag Zorgmachtiging op 26 maart 2020 verstuurd naar Officier van Justitie en er is een crisismaatregel ter overbrugging van de periode tot afgifte van de zorgmachtiging.

Zorgmachtiging is inmiddels mondeling afgegeven. In verband met achterstand bij de rechtbank is er nog geen schriftelijke zorgmachtiging.

Op 31 maart 2020 heeft klager een klaagschrift ingediend. Op 3 april is daar door de PVP een klacht aan toegevoegd met betrekking tot telefoonbeperking. Op 6 april is het klaagschrift aangevuld met een zesde klacht betreffende het ontbreken van schriftelijke informatie over de reden van gedwongen zorg.

De klacht is door de commissie behandeld in een video hoorzitting middels Starleaf op dinsdag 7 april 2020.

 

Feiten

Klager is bekend met een bipolaire 1 stoornis en de afgelopen jaren meerdere malen (gedwongen) opgenomen. Begin 2020 is er sprake geweest van een korte opname. Nadat de medicatie goed ingeregeld was is klager half februari 2020 met voorwaardelijk ontslag gegaan. De ambulante begeleiding is door het FACT team opgepakt met woonbegeleiding van Next.

Kort daarna, op 25 maart, volgt een nieuwe opname onder de Wet Bopz waarbij het voorwaardelijk ontslag (bij de RM) ingetrokken wordt. Er is sprake van een manische decompensatie en er zijn klachten over het gedrag van klager ingediend bij de politie. Er zijn signalen vanuit de woonbegeleiding Next over geluidsoverlast en grensoverschrijdend gedrag van klager richting woonbegeleiding. Klager heeft geen ziekte-besef en vertoont manisch gedrag. Hij weigert samenwerking met het ambulante team waardoor het gevaar voor verslechterde zelfzorg, maatschappelijke teloorgang en gevaar voor agressieve impulsdoorbraken onafwendbaar is.

Klager is opgenomen in een EBK (Extra Beveiligde Kamer) op de gesloten afdeling van de kliniek volwassenen [locatie]. Bij deze heropname is het FACT team betrokken. Na een nacht in de EBK is klager overgegaan naar de ICU (Intensive Care Unit). Klager weigerde medicatie. Op eigen verzoek heeft klager de nachten daarna doorgebracht op de ICU. Het gaat wisselend op de afdeling. Op momenten dat het niet goed gaat, gaat klager naar de ICU.

Op 30 maart jl. bezoekt zijn moeder hem. Zij wordt echter niet toegelaten in verband met de algemene bezoekbeperking corona. Klager mocht niet buiten wandelen onder begeleiding. Zijn smartphone wordt ingenomen nadat klager een filmpje op Internet heeft geplaatst over zijn gedwongen opname waarbij ook medewerkers van de zorginstelling gefilmd zijn. Klager vraagt diverse keren zijn dossier op, maar krijgt deze niet.

 

Klachten

Klacht 1:Verplichte opname in de accommodatie.

Klager is van mening dat opname in een accommodatie niet nodig was. Het had volgens hem niet zo ver hoeven komen, hij was rustig op 25 maart 2020. Hij is ook rustig meegegaan naar [locatie]. In eerste instantie dacht cliënt met een CM te zijn opgenomen. Later bleek dat de CM pas op 27 maart is aangevraagd en is ingegaan. Daarvoor was er sprake van voornoemde intrekking voorwaardelijk ontslag (RM).

PVP licht toe dat klager bij haar in beeld is gekomen na de opname. Op dat moment is zijn moeder ook in beeld gekomen met kanttekening over de gang van zaken en vragen over de gedwongen opname en separatie omdat klager rustig was volgens haar. Onder de Wvggz bestaat de mogelijkheid om thuis behandeld te worden. Is dat voldoende onderzocht?

Klacht 2: Separatie onder dwang

De separatie was volgens klager onnodig. Al direct bij opname, hoewel klager zegt rustig te hebben meegewerkt, is hij in de EBK/ICU/separeer geplaatst. Klager krijgt de indruk dat hij langer dan nodig in de separeer heeft moeten verblijven omdat hij het advies om medicatie in te nemen naast zich neerlegde. Hij was wel bereid om medicatie oraal in te nemen als dit móest (dwangmedicatie). Die optie bleek op de beschikking van de CM echter niet aangevinkt.

Klacht 3: Beperking bezoekrecht moeder

Klager maakt bezwaar tegen het feit dat zijn moeder niet meer op bezoek mag komen. Deze beperking is opgelegd op grond van de algemene Corona-bezoekbeperking Pro Persona. De algemene bezoekbeperking betekent dat bezoek op de afdeling niet meer is toegestaan. In de tekst wordt echter ook aangegeven dat er uitzonderingen mogelijk zijn.

Tot 30 maart heeft de moeder van klager hem gewoon kunnen bezoeken. Zijn moeder is belangrijk voor zijn herstel, hun contact is helpend voor hem. Moeder van klager had overigens geen klachten als neusverkoudheid e.d., evenmin als klager zelf. Klager heeft verzocht in gesprek met de arts (waaraan de pvp deelnam, telefonisch in de separeer op maandag 30 maart) of hij toch in aanmerking kon komen voor een uitzondering op deze algehele bezoekbeperking. Dit was niet het geval. De combinatie met een telefoonbeperking en dus een verblijf in de separeer maakt dat het als wel heel erg beperkend wordt ervaren, maatregel op maatregel. Klager zegt niet agressief te zijn geweest en de momenten op de afdeling verliepen volgens cliënt en zijn arts op dat moment goed.

Klacht 4: Beperking bewegingsvrijheid

Klager is het niet eens met de beperking van zijn vrijheid. Hij is, zo vertelt hij, nooit weggelopen en hij komt ook altijd terug van verlof. Hij wil erg graag sporten en bewegen. Op 30 maart heeft Pro Persona via haar website bekend gemaakt dat de vrijheden van cliënten beperkt worden.

“Vrijheid van cliënten buiten de afdeling beperkt: Helaas is ook de bewegingsvrijheid van opgenomen cliënten verder beperkt. Per cliënt kijken we of zij af en toe even hun afdeling kunnen verlaten om bijvoorbeeld te wandelen. We kijken altijd wat er onder voorwaarden wel mogelijk is. Verlof wordt tot nader order niet verleend. We hopen op ieders begrip.”

Klacht 5: Telefoonbeperking

Klager heeft op 30 maart (of al deels daarvoor?) een telefoonbeperking opgelegd gekregen, hij werd verplicht om zijn telefoon in te leveren. Tot telefoonbeperking werd besloten omdat klager beeldopnames heeft gemaakt in zijn woning van het moment dat hij op 25 maart uit zijn woning werd gehaald en naar de accommodatie werd vervoerd. Hij heeft de beelden vervolgens op Facebook geplaatst. Zijn argument is dat hij weliswaar niet de toestemming had van de zorgverleners van Pro Persona om die beelden te mogen maken/plaatsen, zij hadden echter ook niet zijn toestemming om hem uit zijn woning te halen. Hij voelde zich vrij om iets vast te leggen wat tegen zijn zin met hem in zijn woning plaatsvond.

PVP vraagt zich af of de tijdelijk verplichte zorg wel of niet formeel in gang is gezet. Dat is nu van belang. Ze vraagt de commissie nog nader onderzoek te doen of de verplichte zorg wel is aangevraagd en een kennisgeving ervan uitgereikt. Ze geeft aan dat de telefoonbeperking geen optie was onder de crisismaatregel. Ze heeft begrip voor de toegenomen bureaucratische handelingen onder de nieuwe wet maar aangezien het wel onderdeel is van de zorg moet het ook zorgvuldig gebeuren. Ook vraagt zij zich af of het plaatsen van berichten op facebook voldoende reden is om de telefoon in te nemen? Onder de Bopz niet. 

Klacht 6: Onvoldoende schriftelijke informatie

Klager heeft vaak gevraagd waarom zaken gingen zoals ze gingen, hij wilde weten waarom een bepaalde vorm van verplichte zorg werd ingezet, en of iets verplichte zorg is of niet. Zo kreeg hij tot afgelopen weekend regelmatig het “advies” om medicatie in te nemen, vrijdag 3 april leek het een advies maar zei één verpleegkundige dat het móest. Hij heeft toen de medicatie genomen, maar onduidelijk bleef voor hem of dit nu wel of niet onder de noemer verplichte zorg viel? Heel vaak vond men dit lastig, dat hij die informatie wilde, men wilde hem die informatie niet geven. Hierdoor ervaart klager dat het hem onnodig lastig gemaakt werd om het te begrijpen en voelde hij zich niet gezien. Zijn opstelling wordt op een bepaalde manier geduid, hij heeft daar last van. Hij noemt zichzelf  strijdbaar, maar ook strijdbare mensen moeten en willen gehoord en geïnformeerd worden. Het feit dat hij de pvp en de klachtencommissie weet te vinden mag geen reden vormen om hem de informatie te onthouden waar hij wettelijk gezien recht op heeft. Hij voelt zich hierdoor gedupeerd. Zijn gedrag werd geduid als manisch gedrag terwijl hij op sommige momenten op probeerde te komen voor zijn recht op informatie, het recht om schriftelijke van informatie te worden voorzien.

 

Verweer

Klacht 1:Verplichte opname in de accommodatie.

In de thuissituatie kwamen berichten over geluidsoverlast en grensoverschrijdend gedrag richting woonbegeleiding, wat herkenbaar is van eerdere maniforme ontregeling. Tevens wordt beoordeeld dat er sprake is van een maniforme ontregeling met gevaar voor verslechtering zelfzorg, maatschappelijke teloorgang en gevaar voor agressieve impulsdoorbraken. Er is geen ziekte-besef. Klager weigerde samenwerking met het ambulant team, waardoor het gevaar niet af te wenden was. Toen is besloten tot opname.

Verweerders zijn niet betrokken geweest bij opname. Dit heeft de ambulante afdeling besloten en geregeld. Het voorwaardelijk ontslag werd ingetrokken. Het betreft de 7e dwangmaatregel in 5 jaar tijd. Klager en zijn moeder twijfelen over de noodzaak van gedwongen opname. De klachtencommissie vraagt of er alternatieven waren. Verweerder geeft aan dat dit niet het geval was. Hij heeft het niet zelf in de thuissituatie kunnen beoordelen maar er was duidelijk sprake van een dreigende situatie. Er waren klachten uit de buurt, overlast, grensoverschrijdend gedrag en zorgverleners kwamen niet in contact met klager. Hij was niet in de samenwerking. Er waren daarbij duidelijk tekenen die wezen op ontregeling. Met Fact lukte dat niet meer. Klager ging steeds in discussie, elke vraag werd met wedervraag beantwoord. Ook woonbegeleiding gaf aan grote zorgen te hebben over klager. Ze constateerden dat klager steeds verder afgleed. Kort voor deze verplichte opname is klager ook kortdurend opgenomen met dezelfde signalen. Na het hervatten van de medicatie volgde een spoedig ontslag. Wel was er nog zorg dat hij thuis weer zou ontregelen. Dat is ook gebeurd. Verweerder is al lang bekend met klager. Bij eerdere opnames is het wel gelukt om klager goed in te stellen op de medicatie.

Klager vult nog aan dat hij momenteel slechts gedeeltelijk de medicatie inneemt die geadviseerd is door zorgverleners van Pro Persona. Hij neemt dus deel aan de hoorzitting zonder medicatie. Dat bewijst volgens klager dat medicatie niet zo noodzakelijk is.

Klacht 2: Separatie onder dwang

Er is gekozen tot opname in de EBK gezien een manisch toestandsbeeld. Uit het dossier blijkt dat er gedurende een maniforme ontregeling zeer moeizame samenwerking is met verpleging, klager niet te corrigeren is en er tevens sprake kan zijn van agressieve impulsdoorbraken. Deze zijn bij de eerdere opname begin 2020 gezien. Opname vond dus plaats op grond van dit toestandsbeeld en ervaringen uit het verleden. Doel was gevaar voortkomend uit de stoornis af te wenden. Snel (26-03) is klager vervolgens overgegaan naar de ICU, vanuit waar hij groepsmomenten kreeg. Deze zijn in de opvolgende dagen uitgebreid op geleide van het toestandsbeeld. Aangezien klager medicatie inname weigerde was een spoediger herstel niet te verwachten, maar dit was geen voorwaarde om niet uit de ICU te mogen. Vanaf 01-04-2020 is aan klager voorgesteld volledig over te gaan naar de groep (desepareren), maar op verzoek van klager verblijft hij ’s nachts in de ICU-ruimte. Gezien het verblijf in de ICU en op de gesloten afdeling is klager danig in zijn vrijheden beperkt. De vrijheden zijn sinds 27-03 A-vrijheden, inhoudend dat hij onder begeleiding van verpleging gebruik van vrijheden kan maken (indien mogelijk).

Klacht 3: Beperking bezoekrecht moeder

Verweerder heeft begrip voor de nadelige consequenties van de algemene Corona-maatregel voor klager maar kan deze algemene maatregel niet naast zich neerleggen. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden als bezoek puur noodzakelijk is voor het herstel van een patiënt. Dit is in het geval van klager niet aan de orde aldus verweerder. PVP vult ter zitting aan dat dit geen klacht tegen verweerder betreft maar een klacht over de algemene maatregelen zoals Pro Persona die heeft afgekondigd welke strenger zijn dan strikt noodzakelijk conform de landelijke richtlijnen. PVP vraag de klachtencommissie om dit te toetsen op de vigerende maatregelen hieromtrent.

Klacht 4: Beperking bewegingsvrijheid

Klager is opgenomen met een dwangmaatregel. Belangrijk daarin is de samenwerking. Klager heeft 1 dag in de EBK gezeten, is daarna naar de ICU gegaan en vervolgens naar de afdeling. Dit is heel wisselend verlopen. Soms heel coöperatief, dan weer niet te handhaven. Verpleging geeft soms aan dat het niet lukt op de afdeling en dan moet klager weer terug naar de ICU. Verweerder acht het dan ook niet verantwoord om een verpleegkundige met klager te laten wandelen. PVP: in het verleden heb ik in andere klinieken wel meegemaakt dat er juist een uitzondering gemaakt werd omdat er wel een afspraak te maken was over het naar buiten gaan. Dat geeft letterlijk en figuurlijk lucht. Zeker nu er meer mogelijkheden zijn onder de Wvggz vraagt PVP zich af of daar naar gekeken is. Verweerder steunt dat uitgangspunt, die afweging moet wel gemaakt worden. Ik wil dat best overwegen maar dan moet klager wel in de samenwerking zijn. Dat is een essentiële voorwaarde voor het maken van een uitzondering hierin. Klager vult aan dat het anders ligt: hij verblijft nu de ICU en is wel gaan wandelen. Vorige week kon dat blijkbaar niet. Waarom? Verweerder licht toe dat die noodzakelijke samenwerking er volgens behandelaren vorige week niet was. Klager is dan regelmatig niet constructief, maakt erg vervelende opmerkingen en vertoont ontwrichtend gedrag richting medepatiënten. Verweerder: er wordt steeds geprobeerd om je wel weer kansen te geven. Verweerder heeft herhaaldelijk bij verpleegkundigen gepleit voor overplaatsing van klager naar de afdeling. Men vond dat niet altijd haalbaar. Het moet wel mogelijk zijn aldus verweerder. Klager ziet graag meer nadruk op het positieve gedrag dat hij laat zien, in plaats van het negatieve.

Klacht 5: Telefoonbeperking

Deze is ingenomen omdat klager hier vanuit zijn toestandsbeeld schadelijk gebruik van maakte voor medewerkers/medecliënten en voor zichzelf. Dit onder andere door video-opnamen zonder medewerking van medewerkers/medecliënten te vervaardigen en deze tevens op het internet te plaatsen. Omdat patiënt geen verantwoord gebruik maakt van zijn telefoon is deze in het kader van verplichte zorg ingenomen. Patiënt heeft echter nog steeds mogelijkheid tot telefonisch contact met zijn naasten via de afdelingstelefoons.

Verweerder vult ter zitting aan dat aan klager is voorgesteld om de filmpjes te verwijderen. Als hij dit gedaan heeft kan hij, onder voorwaarde van degelijk gebruik, de smartphone weer in bezit krijgen. Klager is hiertoe echter niet bereid. Klager merkt op dat eerst maar bewezen moet worden dat die filmpjes überhaupt op Facebook staan.

Klacht 6: Onvoldoende informatie

Verweerder licht ter zitting toe dat hij zo volledig mogelijk de standaard informatie heeft verstrekt.  Tevens merkt hij op dat het sinds de recente invoering van de Wvggz een heel bureaucratisch proces is geworden, bijna niet te doen voor behandelaren. Als voorbeeld noemt hij dat tijdens een zitting de rechter mondeling aangeeft welke verplichte zorg ingezet kan worden. De beschikking komt pas een paar weken later. Een officieel formulier hiervoor is er niet. Dit kun je alleen in de rapportage zetten. Als de verplichte zorg daadwerkelijk ingezet gaat worden gaan de ingevulde formulieren via het secretariaat naar de GD. De GD maakt een aanzegging aan en die wordt uitgereikt aan de patiënt. De klachtencommissie merkt op dat er in het zorgplan diverse maatregelen al zijn aangevinkt. Dit kan niet zomaar ingezet worden aldus verweerder: bij elke vorm van verplichte zorg die de behandelaar wil inzetten moet de hele administratieve cyclus opnieuw doorlopen worden. Bureaucratische rompslomp die praktisch onuitvoerbaar is.

PVP heeft vanwege een technische storing als gevolg van een binnengekomen telefoontje, een deel van deze toelichting gemist. Wij hebben die wet niet bedacht maar we moeten er wel uitvoering aan geven aldus PVP. Klager moet, ondanks het wachten op de beschikking van de rechtbank, over separatie, telefoonbeperking etc. wel schriftelijk geïnformeerd worden zodat daar bezwaar tegen gemaakt kan worden. Niet iedere cliënt is op de hoogte van de procedures. Verweerder vult aan dat cliënten mondeling goed geïnformeerd worden en ingevulde formulieren worden ook gedeeld met cliënten.  De klachtencommissie vraagt of klager de beschikking had over product 22 (Beslissing verlening verplichte zorg). Verweerder merkt op dat klager daar altijd over kan beschikken.

Bij navraag aan klager geeft hij aan vrijwel niets op papier ontvangen te hebben. Alles wat ik heb daar heb ik meerdere keren naar moeten vragen. Navragen en doorvragen werd steeds vertaald naar dat ik waakzaam en achterdochtig was. De voorzitter vraagt of klager inzage heeft in eigen zorgdossier.  Klager antwoord negatief; hij heeft er diverse keren naar gevraagd  maar kreeg het niet. Er werd steeds gezegd dat het lastig was en te druk. Klager kreeg pas inzage in zijn dossier toen er een advocaat ingeschakeld was. PVP heeft alleen de stukken gezien die gisteren bij het verweerschrift zijn aangeleverd. De andere stukken uit dossier heeft zij niet ontvangen. PVP weet niet wat klager wel of niet ontvangen heeft.

Tenslotte vraagt de klachtencommissie naar de inname van medicatie. Klager geeft aan hij alle  medicatie die hij verplicht moet nemen vrijwillig inneemt. Zonder dwang neemt hij geen medicatie. Zodra het moet neemt hij het vrijwillig in om te voorkomen dat hij een injectie krijgt. Verweerder is van mening dat klager de medicatie op deze manier juist niet vrijwillig inneemt. Het betreft thans overigens het middel Cisordinol, een antipsychoticum. Hij krijgt dit nu omdat dit middel zowel oraal als per injectie verstrekt kan worden (klager kreeg de keuze). Liever had verweerder hem ook specifieke stemmingsstabiliserende medicatie voorgeschreven, maar deze weigerde hij.

Klager merkt nog op dat verweerder ten onrechte heeft aangegeven dat hij zijn moeder goed kent. Verweerder hoopt dat klager met goede behandeling langdurig buiten de kliniek kan blijven. Hij is bang dat het anders uitmondt in langdurige zorg en wil dat graag voorkomen. Inname van medicatie is daarbij van groot belang.

PVP spreekt de hoop uit dat de Wvggz zodanig ingezet zal worden dat het huidige patroon van opname en ontslag anders kan verlopen. Dat er naar andere manieren van zorg wordt gezocht met minder excessen.

 

Bevindingen van de commissie

Op 1 januari 2020 is de Wvggz in werking getreden. In 2020 geldt overgangsrecht voor machtigingen die al vóór 1 januari 2020 waren aangevraagd of afgegeven. In die situaties blijven de regels van de Wet Bopz van toepassing. De Wet Bopz blijft van toepassing op alle machtigingen die verleend zijn voor 1 januari 2020.

Er zijn twee wetgevingen die bij deze klacht van toepassing zijn, namelijk de Wet Bopz tot en met 27 maart 2020 en de Wvggz vanaf 27 maart 2020.

Klacht 1: Opname in de accommodatie

De (her)opname op 25 maart 2020 is gebaseerd op de verleende rechterlijke machtiging van 05-11-2019. Half februari is klager ontslagen uit de kliniek met voorwaardelijke ontslag. De commissie heeft geen beschikking over documentatie omtrent de voorwaarden van verlof.

Wanneer de klager de voorwaarden niet naleeft en/of gevaarlijk gedrag laat zien, kan het verlof ingetrokken worden door de geneesheer directeur. Deze beslissing van intrekking moet gemotiveerd en schriftelijk medegedeeld worden. Klager kan er tegen in beroep gaan bij de rechter (want het betreft hier geen klachtgrond onder de Wvggz, maar onder de Bopz).  

De klachtencommissie acht zich onbevoegd om deze klacht te behandelen.

 

Klacht 2: Separatie onder dwang

Klager klaagt over de plaatsing in de EBK/ICU/separeer direct bij de opname. De opname, op 25 maart 2020, en plaatsing op de EBK valt onder de Wet Bopz (artikel 39 Wet Bopz). Bij opname is besloten om klager te plaatsen in de EBK vanwege manisch toestandsbeeld buiten de kliniek. Samenwerking met verpleging ontbreekt en klager is niet te corrigeren. Mogelijk kan er sprake zijn van agressieve impulsdoorbraken, zo laat zijn verleden zien, met name in begin van 2020. De volgende dag (26 maart 2020) kon klager naar de ICU. Dat is desepareren op grond van observatie. Vanuit deze ICU kreeg hij groepsmomenten. Deze zijn in de opvolgende dagen uitgebreid op geleide van zijn toestandsbeeld.

Klager heeft op eigen verzoek de volgende nachten (na 25 maart 2020) doorgebracht op de EBK. De commissie acht zijn klacht over separatie hierop niet van toepassing aangezien dit zijn eigen keus is geweest.

Klager herkent zichzelf niet in het geschetste manische toestandsbeeld. De commissie overweegt dat gezien de veiligheid van klager en zijn omgeving voldoende is aangetoond dat separatie op 25 maart 2020 noodzakelijk was.

De commissie acht deze klacht ongegrond.

 

Klacht 3: Beperking bezoekrecht moeder

Bezoek van moeder op de afdeling werd niet toegestaan vanaf 30 maart 2020 op basis van maatregelen afgekondigd door het Kabinet als gevolg van het Corona virus (17 maart 2020).  

Ter zitting licht de PVP toe dat deze klacht niet gericht is tegen verweerder maar tegen de instelling nu de algemene maatregelen zoals Pro Persona die heeft afgekondigd strenger zijn dan strikt noodzakelijk conform de landelijke richtlijnen, volgens klager. 

Deze klacht is geen klachtgrond op basis van artikel 10:3 letter x van de Wvggz. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) is hier van toepassing om deze klacht te behandelen.

De commissie acht zich niet bevoegd om deze klacht te behandelen.

 

Klacht 4: Beperking bewegingsvrijheid

Klager is het niet eens met de beperking van zijn vrijheid. De klacht is gericht tegen de maatregelen die Pro Persona genomen heeft in het kader van de Coronacrisis. Deze klacht is niet gericht tegen verweerder maar een klacht over de algemene maatregelen zoals Pro Persona die heeft afgekondigd welke strenger zijn dan strikt noodzakelijk conform de landelijke richtlijnen, volgens klager. 

Deze klacht is geen klachtgrond op basis van artikel 10:3 letter x van de Wvggz. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) is hier van toepassing om deze klacht te behandelen.

De commissie acht zich niet bevoegd om deze klacht te behandelen.

 

Klacht 5: Telefoonbeperking

Klager klaagt over de telefoonbeperking die hem is opgelegd. Hij werd verplicht om zijn telefoon (smartphone) in te leveren. Hij heeft met zijn telefoon beeldopnamen gemaakt in zijn woning op het moment dat hij uit zijn woning werd gehaald door politie en zorgverleners en naar de accommodatie werd vervoerd. Hij heeft de beelden vervolgens op internet geplaatst. Hij had hiervoor geen toestemming van de zorgverleners. Klager vindt dat hij ook geen toestemming had gegeven om hem uit zijn woning te halen. De telefoon van klager is ingenomen omdat klager geen verantwoord gebruik maakt van zijn smartphone.

De commissie overweegt dat de smartphone terecht is ingenomen, gezien de veiligheid en privacy van zorgmedewerkers en cliënten door het ongevraagd opnemen en plaatsen op internet. Verder overweegt de commissie dat er in dit geval geen sprake is van telefoonbeperking. Klager mag telefoneren met de afdelingstelefoon.

De commissie acht deze klacht ongegrond.

 

Klacht 6: Onvoldoende schriftelijke informatie

Klager heeft volgens zijn zeggen vrijwel niets op papier ontvangen. Hij heeft geen inzage gekregen in zijn eigen dossier op zijn verzoek. Hij heeft pas inzage gekregen nadat zijn advocaat ingeschakeld was. De patientvertrouwenspersoon heeft pas gisteren het verweerschrift ontvangen, waarin gedeelten uit het dossier van klager. Verweerder geeft aan dat de informatie in ieder geval mondeling verstrekt is aan klager. Er zijn (voorlopige) kennisgevingen verstrekt volgens verweerder. Hij geeft aan dat het een heel bureaucratisch proces is geworden sinds de invoering van de Wvggz. Blijkens een mail van moeder die via de advocaat is binnengekomen bij de PVP is er pas 1 dag voor de hoorzitting ter zake van de crisismaatregel (en de zorgmachtiging) laat in de middag het dossier van het Factteam ontvangen. Het dossier met informatie over zijn gedwongen opname heeft hij nooit ontvangen.

De commissie overweegt dat het ontvangen van schriftelijke informatie verplicht is op grond van artikel 8:13 Wvggz. De commissie heeft begrip voor de omstandigheden van een startfase van de Wvggz en de gevolgen van de Coronacrisis. De commissie ervaart twijfel over de (al dan niet) uitgereikte schriftelijke stukken maar er zijn geen bewijsstukken die het tegendeel bewijzen. De schriftelijke kennisgevingen zijn wel uitgereikt, maar nog niet volledig. De crisismaatregel is schriftelijk uitgereikt maar de zorgmachtiging is mondeling medegedeeld door de rechter, een schriftelijke onderbouwing ontbreekt nog. Dit ziet op overmacht, de rechtbank geeft deze schriftelijke onderbouwing met vertraging af in verband met achterstanden. Deze kunnen materieel inhoudelijk niet toegerekend worden aan de zorgverantwoordelijke. Echter, klager stelt op 6 april een toegevoegde klacht dat hij schriftelijke informatie/aanzegging over de redenen waarom er verplichte zorg is toegepast heeft opgevraagd, maar niet ontvangen. 

Alles overziend concludeert de commissie dat de informatieverstrekking niet optimaal was. Deels valt dit echter te verklaren uit de opstartfase van de Wvggz. Dit neemt echter niet weg dat niet voldaan is aan de wet.

De commissie acht deze klacht derhalve gegrond.

 

Verzoek om schadevergoeding:

Klager is van mening dat hij in verband met bovenstaande klachten schade heeft geleden. Hij verzoekt om hem ambtshalve een schadevergoeding toe te kennen.

Voor een succesvolle aansprakelijkheidstelling – en dus voor het vergoeden van schade – moet aan de volgende cumulatieve vereisten zijn voldaan:

1)         Gegrondverklaring van de klacht;

2)         Toerekenbaarheid;

3)         Schade;

4)         Causaal verband tussen gedraging en schade;

5)         Relativiteit.

Met betrekking tot het eerste vereiste overweegt de commissie als volgt:

Klacht 1: de commissie acht zich onbevoegd

Klacht 2: de commissie acht deze klacht ongegrond

Klacht 3: de commissie acht zich onbevoegd

Klacht 4: de commissie acht zich onbevoegd

Klacht 5: de commissie acht deze klacht ongegrond

Klacht 6: de commissie acht deze klacht gegrond

Een schadevergoeding inzake de klachten 1 tot en met 5 is niet aan de orde.

Voor wat betreft de gegronde klacht overweegt de commissie ten aanzien van de toerekenbaarheid het volgende:

Klager moet stellen en bij betwisting bewijzen dat hij schade heeft geleden. De commissie heeft geen gestelde geleden schade ontvangen. Ten overvloede: Er wordt verzocht om ambtshalve een schadevergoeding toe te kennen. Bij een ambtshalve toekenning van schadevergoeding gaat het initiatief uit van de klachtencommissie zelf. Dat is hier niet aan de orde. 

De commissie wijst de schadeclaim af.

 

Beroep

Tegen deze beslissing staat beroep open bij de rechtbank tot zes weken na bekendmaking.

 

Aldus besloten te Arnhem, 13 april 2020, namens de Bopz/Wvggz klachtencommissie,

i/o

[voorzitter]

Voorzitter Bopz/Wvggz klachtencommissie

Aantal bladzijden: 9