BC 20-051 22 oktober 2020
Uitspraak Wvggz klachtencommissie
Inzake | : [klaagster] |
Klachtnummer | : BC 20-051 |
Datum ontvangst klacht | : 16 september 2020 |
Schorsingsverzoek | : n.v.t. |
Hoorzitting | : 25 september 2020 en 2 oktober 2020 |
Datum beschikking | : 13 oktober 2020 |
De hoorzitting heeft in verband met de Coronamaatregelen online via Starleaf plaatsgevonden.
aanwezig ten kantore van advocaat:
[klaagster] (klaagster)
[dochter en schoonzoon] (dochter) en schoonzoon
[advocaat] (advocaat)
[verweerder] (verweerder/Geneesheer-Directeur)
[verweerder] (behandelaar)
[voorzitter] (voorzitter Wvggz klachtencommissie)
[lid 1] (psychiater)
[lid 2] (jurist)
[plv. ambtelijk secretaris] (plaatsvervangend ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)
Klacht zoals op 16 september 2020 ontvangen via haar advocaat:
- Klaagster begrijpt niet waar zij aan toe is. Zo is de beslissing van 16 juli 2020 niet aan klaagster en haar advocaat bekendgemaakt. Zij en haar advocaat hebben niet alle besluiten ontvangen over de verplichte zorg en/of het ontslag uit de kliniek. Hierdoor weet klaagster niet waar zij aan toe is.
- Klaagster is het niet eens dat zij op straat is gezet door de [locatie]. Zij vindt het onverantwoord dat zij daarbij een zak met zo’n 74 pillen heeft meegekregen met de mededeling dat zij het thuis maar zelf moest uitzoeken.
- Klaagster wil dat het zorgplan, zoals dat bij de zorgmachtiging is afgesproken, wordt nagekomen en dat zij kan worden opgenomen als het thuis voor haar of haar huisgenoten allemaal teveel wordt.
- Klaagster wil graag worden overgeplaatst naar een gespecialiseerde kliniek in [plaats]. Zij wil dat Pro Persona contact opneemt met die kliniek om de overplaatsing zo snel mogelijk te realiseren.
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen.
Klachten 1 t/m 3
Deze klachten richten zich tegen de uitvoering van de beslissingen van verweerder op grond van artikel 8:9 tot verlenen van verplichte zorg, alsmede op grond van artikel 8:18 lid 7 tot en met 11 Wvggz tot beëindiging van de verplichte zorg onder voorwaarden. De klachtencommissie acht klaagster in deze klachten ontvankelijk.
Klacht 4
Ten aanzien van het klachtonderdeel dat klaagster wil worden overgeplaatst naar een andere kliniek [plaats] overweegt de commissie dat dit geen klacht is waarover zij op grond van artikel 10.3 Wvggz bevoegd is een oordeel te geven.
De commissie acht zich onbevoegd om deze klacht in behandeling te nemen.
Procedure
Verloop van de procedure
– Op 16 september 2020 heeft de commissie per email een klachtschrift van klaagster en een aantal documenten via haar advocaat ontvangen.
– Op 18 september 2020 zijn de uitnodigingen verzonden voor de hoorzitting en is verweerder verzocht om een schriftelijke reactie op het klachtschrift in te dienen.
– Op 23 september 2020 heeft de commissie van verweerder een verweerschrift met aanvullende documenten van verweerder ontvangen.
– Tijdens de hoorzitting op 25 september 2020 heeft de advocaat van klaagster verzocht om uitstel van de hoorzitting, omdat zij de stukken van verweerder niet heeft kunnen voorbereiden met klaagster. De hoorzitting is uitgesteld en heeft op 2 oktober 2020 plaatsgevonden.
Aangezien de klacht zich richt tegen een beslissing die ten tijde van de indiening geen gevolg meer heeft en mede gelet op het verzoek om uitstel van de advocaat, is de termijn voor een schriftelijke en gemotiveerde beslissing verlengd tot vier weken na ontvangst van de klacht (ex art. 10.5 derde lid Wvggz).
Enkele minuten voor de hoorzitting op 2 oktober heeft de advocaat nog een stuk per email ingediend bij de secretaris. Gezien het late tijdstip van aanleveren is dit document niet in deze klachtprocedure betrokken.
Relevante feiten
Klaagster, geboren op [datum], heeft een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis. Ze is bekend met LVB-problematiek met structurele overvraging thuis, emotieregulatie problemen en chronische suïcidaliteit. Ze heeft meerdere ernstige suïcidepogingen ondernomen.
Op 9 juli 2020 is door de rechtbank bij beschikking een zorgmachtiging verleend voor een periode tot en met 8 januari 2021. Daarbij is bepaald dat de verplichte zorg bestaat uit:
- beperken van de bewegingsvrijheid, alleen in geval van een opname in een accommodatie of in noodsituaties en voor de maximale duur van 6 maanden;
- insluiten, alleen in geval van een opname in een accommodatie of in noodsituaties en voor de maximale duur van 24 uur per keer voor de maximale duur van zes maanden;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene, alleen in geval van een opname in een accommodatie of in noodsituaties en voor de maximale duur van zes maanden;
- het opnemen in een accommodatie, alleen in geval van noodsituaties, zoals staat verwoord in het zorgplan en voor de maximale duur van zes maanden.
Op 10 juli 2020 is door de geneesheer-directeur een besluit verplichte zorg (ex art. 8:9 Wvggz) vastgesteld en aan klaagster bekend gemaakt. Klaagster heeft hiermee ingestemd.
Op 16 juli 2020 vertrekt klaagster uit de kliniek en keert niet meer terug. Op diezelfde datum neemt de geneesheer-directeur het besluit tot voorwaardelijke beëindiging verplichte zorg (ex art. 8:18 lid 7 t/m 11 Wvggz).
Op 28 augustus 2020 wordt klaagster weer opgenomen (schriftelijk besluit d.d. 29 augustus 2020 (ex art. 8:9 Wvggz));
Op 3 september 2020 keert klaagster niet terug van een weekendverlof en is onvindbaar voor de kliniek.
Op 4 september 2020 neemt verweerder het besluit tot voorwaardelijke beëindiging verplichte zorg (art. 8.18 lid 7 t/m 11 Wvggz).
Op 7 september 2020 wordt klaagster opgenomen op de IC te [plaats] in verband met auto-intoxicatie.
Op 9 september 2020 wordt klaagster vanuit de IC te [plaats] opgenomen in de kliniek [locatie]. Op 11 september 2020 wordt bij beslissing verplichte zorg (ex art. 8:9 Wvggz) deze opname bevestigd.
Blijkens de decursus aantekeningen zijn er op 11 september 2020 fricties tussen familie van klaagster en de behandelaren van [locatie]. Zowel schoonzoon en dochter van klaagster krijgen een bezoekverbod opgelegd door verweerder. Klaagster wil met ontslag uit de kliniek. Op 14 september 2020 neemt verweerder het besluit tot voorwaardelijke beëindiging verplichte zorg (ex artikel 8:18 ld 7 t/m 11 Wvggz).
Standpunt klaagster
Namens klaagster voert de advocaat tijdens de hoorzitting het volgende aan:
Klaagster en haar advocaat hebben het besluit van 16 juli 2020 tot beëindiging van de verplichte zorg niet ontvangen. Het beëindigen van de verplichte zorg is alsdan onvoorwaardelijk geschied en leidt er -juridisch gezien- toe dat de zorgmachtiging eveneens is beëindigd. Daarmee zou de grondslag voor het uitvoeren van de verplichte zorg zijn ontvallen en daarmee ontbreekt tevens de grondslag voor de verplichte zorg na 16 juli 2020.
Het zou overigens beter zijn, indien de correspondentie omtrent de schriftelijke besluiten niet slechts per post, maar ook via email aan klaagster en haar advocaat worden toegezonden. De procedurele gang van zaken en de kennisgevingen van de diverse besluiten omtrent de inzet en beëindiging van de verplichte zorg zijn niet zorgvuldig uitgevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat klaagster en haar advocaat onwetend zijn, althans niet tijdig op de hoogte zijn gebracht van de besluiten en de voorwaarden hieromtrent.
Klaagster stelt dat zij op 14 september tegen haar zin uit de kliniek is gezet met een zak vol pillen (74 tabletten). Mede gelet op haar suïcidaal gedrag is dit onverantwoord.
Klaagster kan zich overigens wel vinden in de zorgmachtiging en de afspraken in het zorgplan. Zij wil dat de afspraken uit het zorgplan worden nagekomen door verweerders. De bedoeling was ambulante zorg, aangezien opname niet doelmatig wordt gezien voor het wegnemen van het gevaar van suïcide, maar wel voor overbelasting van klaagster en haar familie.
Klaagster acht opname en verplichte zorg die door Pro Persona worden geboden niet de juiste behandeling voor haar problemen. Ze wil graag onder behandeling bij een kliniek in [plaats] en vindt dat Pro Persona hieraan moet meewerken.
Klaagster acht deze klachtprocedure nodig om de kwestie aan de rechter te kunnen voorleggen.
Standpunt verweerder
Ten aanzien van de klacht dat klaagster en haar advocaat de beslissing van 16 juli 2020 niet hebben ontvangen voert verweerder het volgende aan.
De veelvuldige opnamen en het onttrekken aan de behandelingen door klaagster en het daaropvolgende ontslag van klaagster verplichten tot het uitbrengen van de diverse schriftelijke besluiten omtrent de verplichte zorg voor klaagster. Verweerder heeft de schriftelijke besluiten jegens klaagster wel genomen en aan haar advocaat verzonden. Het is echter mogelijk dat de beslissing van 16 juli 2020 niet tijdig klaagster en haar advocaat hebben bereikt. Verweerder bestrijdt evenwel dat dit ertoe zou leiden dat de zorgmachtiging hierdoor zou zijn beëindigd, omdat de besluiten tot beëindiging verplichte zorg altijd onder voorwaarden heeft plaatsgevonden. Verweerder is bereid om te onderzoeken of de correspondentie met klaagster en haar advocaat kan worden verbeterd.
Gezien de uitgebreide voorgeschiedenis van behandeling en opname van klaagster is het helder dat opname van klaagster in de kliniek niet leidt tot het wegnemen van het gevaar op suïcide. Overeenkomstig het zorgplan is daarom vastgelegd dat opname kan worden overwogen om het nadeel als gevolg van de overbelasting van klaagster en haar familie te verminderen. De opname van klaagster in de kliniek vindt in de praktijk in de regel plaats op vrijwillige basis. Maar als klaagster binnen 24 uur na opname weer met ontslag wil en nog niet voldoende is gestabiliseerd, dan kan besloten worden tot het starten van verplichte zorg. De zorgmachtiging is hiervoor ook bedoeld. In gestabiliseerde toestand worden aan klaagster onbegeleide vrijheden toegekend, hetgeen er herhaaldelijk toe leidt dat zij zich dan weer onttrekt aan de opname en naar huis gaat, en niet meer bereid is om terug te keren naar de kliniek voor opname. Zoals aangegeven is er op dat moment ook geen sprake meer van acuut gevaar of ernstig nadeel, waardoor de indicatie voor verdere (verplichte) opname ontbreekt.
Verweerder bestrijdt dat klaagster op 14 september 2020 tegen haar zin uit de kliniek is ontslagen. Zij heeft op dat moment haar ontslagwens geuit en is met gebruikmaking van de aan haar toegekende onbegeleide vrijheden uit de kliniek vertrokken.
Verweerder heeft het vertrek van klaagster uit de kliniek bevestigd door een besluit ex artikel 8:18 lid 7 t/m 11 Wvggz van 15 september 2020 te nemen en daarmee de verplichte zorg onder voorwaarden te beëindigen. Er was op dat moment geen sprake van een ernstig nadeel of gevaar voor klaagster of haar thuissituatie.
Ten aanzien van de klacht over de grote hoeveelheid pillen voert verweerder aan dat dit in regel niet gebeurt, maar dat het hier waarschijnlijk om de medicijnen gaat die klaagster zelf bij zich had ten tijde van haar opname. Het is overigens niet zo dat hierdoor een extra risico op gevaar voor klaagster is ontstaan, omdat klaagster -buiten de kliniek- er telkens in slaagt om aan de eenvoudig en vrij verkrijgbare paracetamol te komen.
Beoordeling van de klachten
Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.
Klacht 1 (gericht tegen te late kennisgevingen en geldigheid zorgmachtiging)
Ten aanzien van de klacht dat het voor klaagster en haar advocaat niet altijd duidelijk is welk besluit er is genomen, alsmede de vermeende beëindiging van de zorgmachtiging overweegt de commissie dat de verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom zijn er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied dient de verplichte zorg te voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan de vormvoorschriften zoals vastlegging in het zorgplan en het uitreiken van voldoende gemotiveerde, schriftelijke kennisgeving van verplichte zorg.
De commissie overweegt dat de beslissing van 16 juli 2020 wel door de geneesheer-directeur is genomen, maar dat het onvoldoende vaststaat dat deze tijdig aan klaagster en haar advocaat bekend is gemaakt. Anders dan klaagster stelt, betekent dit evenwel niet dat dit tot gevolg heeft dat er geen beslissing is geweest, waaraan voorwaarden zijn gesteld en dat daarmee de verplichte zorg is geëindigd. Indien en voor zover een of meerdere beslissingen niet tijdig bij klaagster en haar advocaat ter kennisgeving zijn gebracht, leidt dit niet tot beëindiging van de zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:18 eerste lid Wvggz.
Voorts neemt de commissie in overweging dat de onderhavige beslissingen beëindiging verplichte zorg zijn genomen, nadat klaagster zelf de kliniek had verlaten en zich had onttrokken aan de zorg. Nu er volgens verweerder geen sprake was van ernstig nadeel of gevaar was daarmee de noodzaak ontvallen om klaagster op dat moment nog langer verplichte zorg te verlenen. De commissie acht om die reden de gevolgen van het mogelijk niet tijdig kennisgeven van een beslissing ten aanzien van klaagster zeer beperkt.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat de kennisgevingen over de beslissingen omtrent de verplichte zorg voor klaagster verbetering behoeven. De commissie verwacht dat verweerder de toegezegde inspanning hiertoe zal waarmaken.
Ten aanzien van de uitvoering van de betreffende beslissingen en de daaraan verbonden voorwaarden overweegt de commissie dat klaagster geen klacht heeft gericht tegen de voorwaarden die aan de beëindiging van de verplichte zorg waren verbonden.
Al met al is de commissie van oordeel dat dit klachtonderdeel gedeeltelijk, namelijk wat betreft de tijdige kennisgevingen van de beslissingen gegrond is. Voor het overige is dit klachtonderdeel ongegrond, hetgeen meer specifiek betekent dat de zorgmachtiging niet is ingetrokken en de verplichte zorg kon worden hervat, indien daartoe binnen de kaders van de zorgmachtiging en het zorgplan aanleiding toe is geweest.
Het klachtonderdeel over de tijdigheid van de beslissingen is gegrond en voor het overige ongegrond.
Klacht 2 en 3 (gericht tegen ontslag, nakoming zorgplan en de grote hoeveelheid pillen
Ten aanzien van het klachtonderdeel dat zich richt tegen het ontslag uit de kliniek op 4 september 2020 overweegt de commissie dat uit de ingebrachte stukken, en het verhandelde ter zitting genoegzaam is gebleken dat klaagster niet tegen haar wil is ontslagen uit de kliniek.
Ten aanzien van de klacht dat het onverantwoord is geweest van verweerder om klaagster bij haar ontslag een grote hoeveelheid pillen mee te geven is de commissie van oordeel met verweerder dat dit weliswaar niet gebruikelijk is, maar dat het ging om medicatie die klaagster zelf had meegebracht. Daarnaast heeft dit niet geleid tot extra risico voor klaagster omdat zij zelf op elk moment in staat is om grote hoeveelheden paracetamol te verwerven (waarmee zij telkens haar suïcide pogingen onderneemt).
Indien en voor zover klaagster meent dat verweerders gehouden zijn om uitvoering te geven aan het zorgplan is de commissie van oordeel dat het ontslag past binnen de zorgmachtiging en de om het zorgplan vastgelegde afspraken om klaagster slechts in de kliniek op te nemen om de thuissituatie van klaagster te ontlasten en om klaagster zo nodig te stabiliseren. Daar komt bij dat het niet aan klaagster of haar familie is om te bepalen of opname in de kliniek aangewezen is. Dit is immers voorbehouden aan verweerder. Verweerder heeft voldoende toegelicht dat op het moment dat klaagster zelf uit de kliniek is vertrokken, er geen sprake was van gevaar of ernstig nadeel zodat het ontslag kon worden bevestigd bij beslissing van 15 september 2020 tot beëindiging verplichte zorg. Verweerder is
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klacht 4 (wens om overplaatsing)
Ten aanzien van het klachtonderdeel dat klaagster niet door Pro Persona wil worden behandeld, maar de behandeling van haar psychische stoornis en chronische suïcidaal gedrag wil voortzetten in een andere kliniek (plaats) overweegt de commissie dat dit geen klacht is waarover zij op grond van artikel 10.3 Wvggz bevoegd is een oordeel te geven.
De commissie verklaart zich onbevoegd deze klacht in behandeling te nemen.
Beslissing
Gelet op het vorenstaande verklaart de commissie zich onbevoegd om de klacht gericht op de wens om overplaatsing naar een andere kliniek in behandeling te nemen.
De commissie verklaart de klacht gericht tegen de niet tijdige kennisgeving aan klaagster en haar advocaat gegrond. De commissie vertrouwt erop dat verweerder zijn toezegging waarmaakt om de correspondentie tussen hem en klaagster en haar advocaat te verbeteren.
Voor het overige verklaart de commissie de klacht ongegrond.
Beroep
Tegen deze beslissing staat beroep open bij de rechtbank tot zes weken na bekendmaking.
Aldus besloten te [plaats], 13 oktober 2020
namens de Wvggz klachtencommissie,
i/o
[jurist]
Jurist Wvggz Klachtencommissie
Aantal bladzijden: 5