Zoeken Zoeken
Menu
Dwangmedicatie

KC24-007 19 april 2024

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klaagster]
Instelling : Pro Persona
Klachtnummer : KC24-007
Datum ontvangst klacht : 12 februari 2024
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Datum hoorzitting : 21 februari 2024
Datum beschikking : 26 februari 2024

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[XX] (klaagster)

[XX] (broer/client)

 

[XX] (verweerder/behandelaar en teammanager)

 

[XX] (jurist, voorzitter)

[XX] (psychiater)

[XX] (verpleegkundige)

 

[XX] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Ingediende klacht

Verplichte medicatie

 

Bevoegdheid klachtencommissie

Klaagster heeft een klacht ingediend over een situatie als bedoeld in artikel 10:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz). De klachtencommissie is op grond van artikel 10:1 lid 2 Wvggz bevoegd om uitspraak over deze klacht te doen.

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 13 februari 2024 een klacht ontvangen inzake verplichte zorg. Dezelfde dag zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor een hoorzitting.

De klachtencommissie heeft op 15 februari 2024 het verweer ontvangen en dezelfde dag doorgestuurd naar partijen.

 

De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2024. Partijen hebben tijdens de zitting hun standpunt toegelicht. Aan het einde van de hoorzitting deelt de voorzitter mede dat de commissie uiterlijk 26 februari 2024 uitspraak zal doen.        

 

De klachtencommissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de volgende stukken:

–           Ingediende klacht;

–           Verweerschrift;

–           Beschikking beroep rechtbank, d.d. 31-05-2023;

–           Zorgplan, d.d. 06-07-2023;

–           Medische verklaring, d.d. 10-07-2023;

–           Bevindingen GD, d.d. 11-07-2023;

–           Zorgmachtiging, d.d. 28-07-2023;

–           Beslissing verlenen verplichte zorg, d.d. 01-08-2023;

–           Behandelplan, d.d. 07-12-2023;

–           Medicatie overzicht;

–           Decursus 18-10-2023 t/m 13-02-2024.            

 

 

Feiten

Klaagster is de tweelingzus van [XX], client van Pro Persona. Klaagster is mentor van haar broer. Klaagster is het niet eens met de verplichte medicatie waarmee haar broer behandeld wordt.

 

In de periode waarop de klachten betrekking hebben ontving [XX] verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging ingaande op 28 juli 2023 en eindigend op 28 juli 2024.

Medicatie vormt onderdeel van de toegestane verplichte zorg.    

 

Verslag van de hoorzitting

De voorzitter opent de vergadering en alle partijen stellen zich voor. Er is geen PVP aanwezig omdat client dit weigerde. De behandelaar van client is wegens vakantie afwezig en wordt vervangen door een collega die tevens behandelaar is en goed op de hoogte van het dossier.

 

Standpunt van klaagster

Klaagster uit haar zorgen over de medicatie van haar broer. Zij verklaart eerder een klacht over de medicatie ingediend te hebben bij de klachtencommissie en aansluitend in beroep te zijn gegaan bij de rechtbank. Beide klachten zijn ongegrond verklaard. In de beschikking van de rechtbank wordt wel vermeld dat de familie van client, met name de mentor, betrokken moet worden bij beslissingen die client aangaan. Klaagster geeft aan hierin teleurgesteld te zijn door behandelaren. Zij ontvangt wel telefoontjes en mails over wijzigingen in de medicatie maar klaagster geeft aan dat er onvoldoende gesproken wordt met de familie. De familie kent client al zijn hele leven terwijl behandelaren hem pas hebben leren kennen na opname.

Klaagster constateert zorgwekkende veranderingen in het welzijn van haar broer en vermoedt dat die het gevolg zijn van (bijwerkingen van) de medicatie. Klaagster ervaart dit als moeilijk bespreekbaar met behandelaar. Klaagster benoemt dat bijna alle medicatie in het dossier vermeld staan als niet verplichte zorg maar zij ervaart het als verplichte zorg omdat haar broer het wel moet innemen. Klaagster mist het directe contact over de medicatie tussen de behandelaar en haar broer en mentor. Ze toont tijdens de hoorzitting een zak met telefoons die haar broer de afgelopen maanden kapot heeft gemaakt. Haar broer kan niet aangeven waarom hij dit doet. Klaagster ziet een oorzakelijk verband met de medicatie. Ze herkent het gedrag van haar broer van voor de opname niet meer.

De broer van klaagster licht toe helemaal geen medicatie te willen gebruiken en verlaat daarna de hoorzitting omdat hij er niet bij aanwezig wil zijn.  

 

 

Standpunt van verweerder

Verweerder geeft aan dat zijn collega het verweer heeft geschreven. Klaagster wordt regelmatig uitgenodigd voor gesprekken, ook over de medicatie, aldus verweerder. Dit komt echter moeizaam van de grond. Verweerder verklaart dat er een second opinion is aangevraagd over de medicatie. Er wordt dus wel degelijk meegedacht en rekening gehouden met de familie. Lorazepam en amantadine      worden aangeboden in tabletvorm en op vrijwillige basis. De enige verplichte medicatie is het depot Olanzapine. Verweerder vraagt zich af of client alles begrijpt wat er gezegd wordt. Dan komt de mentor in beeld. Verweerder geeft aan graag samen op te trekken rond de behandeling.  

 

Tijdens de vragenronde benoemt klaagster dat ze haar broer in de toekomst in een beschermde woonvorm ziet verblijven. Zelfstandig wonen is teveel gevraagd op dit moment. Gedacht wordt aan een plaatsing binnen de gehandicaptenzorg zodat de begeleiding gewaarborgd is.  

Verweerder bevestigt dat Zypadhera de enige verplichte medicatie is. Hij vult aan dat de indruk bestaat dat client minder afwijkend gedrag vertoont als hij goed in het depot zit en dat er sprake lijkt van toenemende onrust bij client als de werking van het anti psychoticum vermindert aan het einde van de 3-weken termijn.

 

De voorzitter benadrukt dat de klachtencommissie slechts bevoegd is tot het beoordelen van klachten over verplichte zorg. De medicatie die binnen een vrijwillig kader wordt aangeboden valt daar dus niet onder.  

Klaagster vindt het verhaal over de vrijwillige medicatie verwarrend omdat zij de indruk heeft dat haar broer het wel moet innemen. Ze wil graag het gesprek hierover aangaan met de behandelaar om te horen of haar broer het inderdaad mag weigeren.

 

Ten aanzien van de telefoons die client vernielt vult verweerder aan dat hij een verband ziet met de werking van het antipsychoticum. Hij heeft de indruk dat de vernielingsdrang sterker is aan het eind van de 3 weken na toediening depot. Verhoging van de dosering is niet direct aan de orde omdat deze al vrij hoog is.

Verweerder is van mening dat juist de combinatie van olanzapine en amantadine zorgt voor meer stabiliteit bij client en betreurt het dat zijn zus en mentor dat anders ziet. Klaagster ziet geen connectie tussen de werking van het depot en de vernielingen van telefoons.

 

Verweerder benadrukt dat client zonder medicatie meer psychotisch ontregeld zal raken. Hij kan dan een meer katatoon beeld laten zien waarbij hij stilstaat in de hal, moeilijk aanspreekbaar is en bijvoorbeeld een hap eet van iets en het dan weggooit. Het is dan moeilijker voor client om zich staande te houden, aldus verweerder.  

Client weigert mee te werken aan onderzoeken hetgeen instellen op adequate medicatie bemoeilijkt, vult hij aan.

 

In de tweede ronde vult klaagster aan dat op de website van Farmacotherapeutisch Kompas geadviseerd wordt om amantadine niet te combineren met anti psychotica omdat dit het effect van antipsychotica sterk kan verminderen. Zij merkt op dat er, in tegenstelling tot de opmerking van verweerder over de moeizame samenwerking, wel degelijk meerdere gesprekken met behandelaar hebben plaatsgevonden. ‘Als amantadine op vrijwillige basis werd gegeven, had ik hier nu niet gezeten’, verklaart zij tenslotte.

Verweerder antwoordt dat er wel enkele gesprekken zijn geweest maar blijft van mening dat het moeizaam verloopt. Ten aanzien van de medicatie voegt hij toe dat een dringend advies iets anders is dan iemand een tablet in de mond stoppen. Het wordt iedere dag aangeboden. Als client niet wil innemen wordt dit geaccepteerd, aldus verweerder.

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klacht is gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz, is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klaagster is wettelijk vertegenwoordiger van haar (tweeling) broer. Haar broer is een [leeftijd] man bekend met recidiverende psychoses, opgenomen bij de Pompestichting, beveiligde intensive care (BIC), Pro Persona. Klaagster geeft aan dat haar broer aan haar heeft verklaard dat hij geen medicatie wil gebruiken. De klacht richt zich op de toediening van de nieuwe medicatie Bupropion in combinatie met de overige medicatie. Klaagster heeft, met haar familie, het gevoel dat het toestandsbeeld van broer achteruit gaat. Klaagster vindt zichzelf onvoldoende betrokken bij de behandeling van haar broer. Klaagster klaagt over alle medicatie en wil dat deze afgebouwd worden. Verder klaagt klaagster dat zij, haar familie en haar broer zich ongehoord voelen.

 

Verweerder wil eerst benoemen dat de ingediende klacht inzake toediening medicatie door klaagster onverwacht is, omdat, op verzoek van klaagster, er op 01 maart 2024 een second opinion over de medicatie bij Rijnstate ziekenhuis zal plaatsvinden.

Ten tweede gebruikt haar broer de medicatie Bupropion niet waartegen klaagster voornamelijk bezwaar maakt. Haar broer heeft Bupropion van begin mei tot eind juni 2023 gebruikt. Deze medicatie is toen gestopt vanwege de bijwerking (prikkelbaarheid en toename opstandig gedrag). Dit is ook gecommuniceerd naar klaagster. De orale medicatie Amantadine (off-label ADHD) en Lorazepam neemt haar broer vrijwillig in, en valt dus niet onder de verplichte zorg. Haar broer vraagt zelf om Amantadine omdat hij zich hierdoor beter voelt. Klager krijgt iedere 3 weken een depot Zypadhera 405 mg toegediend onder de verplichte zorg.

 

Het ernstig nadeel van de broer van klaagster is gelegen in ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang (zwerven) en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de paranoïde wanen bij de broer van klaagster verminderd zijn na instelling op depot. Verder maakt client telkens zijn mobiele telefoon stuk, zeker elke drie weken één mobiele telefoon. Verweerder ziet bij de broer van klaagster gedragsproblemen aan het eind van drie weken na depottoediening.

 

De commissie kan de inhoudelijke overwegingen van verweerder als passend kwalificeren. De behandeling met medicatie bestrijdt het ernstig nadeel. Dit blijkt uit de voortgang die geconstateerd is door verweerder. Zonder verplichte medicatie met antipsychotica neemt de agressie van de broer van klaagster toe. De klacht van klaagster is ongegrond.

 

De klacht die ziet op de communicatie valt buiten de limitatieve opsomming van artikel 10:3 Wvggz. De klachtencommissie verklaart die klacht niet-ontvankelijk.

 

De klacht die ziet op de vrijwillige medicatie valt buiten de bevoegdheid van de klachtencommissie.

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht inzake de verplichte depot medicatie  ongegrond.

De klachtencommissie verklaart zich onbevoegd inzake de klacht over de vrijwillige medicatie.

De klachtencommissie verklaart de klacht inzake het niet-gehoord voelen niet-ontvankelijk.

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

Aldus besloten,

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[XX]

Voorzitter Wvggz klachtencommissie

Datum: 26 februari 2024

Aantal bladzijden: 5