KC22-028 11 juli 2022
Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid
Inzake | : [klager] |
Klachtnummer | : KC22-028 |
Instelling | : Pro Persona |
Datum ontvangst klacht | : 7 juni 2022 |
Schorsingsverzoek | : n.v.t. |
Hoorzitting | : 16 juni 2022 |
Datum uitspraak | : 18 juni 2022 |
Aanwezig bij de hoorzitting
[klager] (klager)
[PVP] (PVP)
[verweerster] (verweerster)
[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)
[lid 1] (psychiater)
[lid 2] (lid)
[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)
Juridische status
Zorgmachtiging
Klacht
- Medicatie
- Diagnose
Procesverloop
De commissie heeft op 7 juni 2022 een klacht ontvangen inzake medicatie in het kader van verplichte zorg. Dezelfde dag zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht. Het verweer is op 13 en 14 juni 2022 per mail naar betrokkenen gezonden.
De digitale hoorzitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2022. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de volledige uitspraak uiterlijk op 21 juni 2022 schriftelijk naar partijen gezonden zal worden.
De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:
– Ingediende klacht;
– Verweerschrift;
– Zorgplan d.d. 13-7-2022;
– Medische verklaring d.d. 14-7-2022;
– Bevindingen GD d.d. 14-7-2021; ;
– Beslissing verlenen verplichte zorg d.d. 3-5-2022;
– Beschikking zorgmachtiging d.d. 5-8-2021;
– Behandelplan d.d. 4-5-2022 en 10-6-2022;
– Informatiebrief huisarts d.d. 20-10-2021 en 30-11-2021;
– Ontslagbrief d.d. september 2020 en 27-10-2020;
– Decursus periode 3-5-2022 t/m 12-6-2022;
– Rapportage verpleegkundige periode 4-5-2022 t/m 13-6-2022.
Termijn
Het klaagschrift bevat klachten tegen verplichte zorg als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klachten hebben betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van de klacht een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 21 juni 2022.
Feiten
Klager is een 20-jarige man bekend met een recidief paranoïde-psychotische ontregeling. In juli 2020 werd hij opgenomen met een eerste psychotische ontregeling, na een periode van fors middelen gebruik (cannabis, XTC, Ketamine). Klager is met ontslag gegaan onder voorwaarde van een zorgmachtiging. In oktober 2020 volgde, na staken van depotmedicatie, een tweede opname. In de loop van 2021 is klager wederom gestopt met het depot, waarna weer toename psychotische klachten en opname volgde. Tijdens deze opname opnieuw ingesteld op olanzapine en ambulant vervolgd onder de zorgmachtiging en lab controles.
Op 5 augustus 2021 heeft de rechtbank Gelderland een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van een jaar.
Standpunten van partijen
Klager geeft ter zitting aan dat de medicatie niet goed is voor zijn ontwikkeling. Het werkt als een verdovend middel. Klager heeft problemen gehad met eerdere medicatie. Hij lag alleen maar in bed en moest braken. Sinds hij dat niet meer gebruikt voelt hij zich veel beter. Hij heeft nu zijn leven weer een beetje op de rit.
PVP vult aan dat depotmedicatie zeer ingrijpend is voor klager. Hij heeft er slechte herinneringen aan die nu terugkomen. Klager wil überhaupt geen medicijnen. Hij voelt zich beter nu hij meer vrijheden heeft en weer naar buiten kan.
Verweerster licht toe dat behandelaren denken dat er sprake is van een schizofrene ontwikkeling met psychotische symptomen. Eerdere behandelingen hebben aangetoond dat klager beter functioneert met medicatie. Als gevolg van eerdere medicatie waarop klager niet goed reageerde lijkt er een blokkade te zijn met angsten en wanen. Ook is er sprake van desorganisatie aldus verweerster. Het lukt klager niet om zijn doelen in het leven te bereiken. Klager krijgt momenteel 6 druppels Cisordinol toegediend hetgeen een lage dosering is. Deze neemt klager zelf in. Naast misselijkheid lijkt er, ook volgens zijn moeder, geen sprake van evidente bijwerking. Medisch gezien acht verweerster de medicatie noodzakelijk. Het doel is om, via de druppels Cisordinol, klager in te stellen op een goede dosering en dan over te gaan op depot.
Verweerster benadrukt dat er vooral sprake is van maatschappelijke teloorgang. Opleiding, werk en wonen lukt niet vertelt zij. In deze kritieke fase van zijn leven is het belangrijk om dit vorm te geven. Er is al veel verloren gegaan, o.a. in het steunsysteem van klager aldus verweerster.
Klager reageert hierop door aan te geven dat er niet goed naar hem geluisterd wordt. Hij ervaart wel degelijk effect van de medicatie op zijn brein. Ook benoemt klager dat hij de medicatie tijdens inname soms uitbraakt.
Op een vraag van de commissie over de diagnose antwoordt klager dat hij opgenomen is omdat hij niet meer at en dronk, niet praatte en zich niet kon bewegen. ‘Ik praat nu weer en probeert de draad weer met iedereen op te pakken’ aldus klager. Hij herkent zich niet in de diagnose. Klager vertelt dat hij niet at en dronk omdat hij last had van woorden en gevoelens die hij niet kon benoemen. Als hij ergens last van heeft kan hij zijn leven soms niet ontwikkelen zoals hij graag wil. Nu kan hij dat wel aldus klager. De consequentie van behandeling met medicatie ervaart hij als te heftig.
De verschillende opnames verklaart klager door het feit dat er niet werd gepraat over wat hij wel en niet wil in zijn leven. Hij lag veel in bed, voelde zich ziek van de medicatie en kwam tot niets. Daarom stopte hij soms met de medicatie na ontslag.
Hij heeft na ontslag op verschillende plekken gewoond. Klager heeft 3 plekken waar hij zich thuis voelt, namelijk bij zijn vader, moeder en bij een vriend. Hij wilde daar op een gegeven moment weg maar wist niet hoe hij dat kon vertellen. Klager hoopt weer zelfstandig te kunnen gaan wonen.
Klager vertelt ter zitting dat hij ook bijwerkingen ervaart van de huidige Cisordinol. Na inname ervan wordt hij misselijk en voelt in zijn brein een soort van knakend gevoel. ‘Dan voelt het alsof het niet mijn leven is’ aldus klager. “Dat ik niet ben wie ik ben. Het voelt alsof ik dood ga’. Bij depot is dat dezelfde ervaring.
Verweerster vult aan dat er een MRI gepland is om verder onderzoek te doen naar de klachten.
Op een vraag van de commissie antwoordt verweerster dat zij klager niet wilsbekwaam acht op het onderwerp van medicatie en behandeling. De commissie heeft dit niet terug kunnen vinden in het dossier van klager. Waarschijnlijk is dat door ambulant wel genoteerd geeft verweerster aan maar durft het niet met zekerheid te zeggen.
Op een vraag hoe het nu met klager gaat antwoordt hij dat hij zich veel beter voelt. Hij heeft meer vrijheden, kan naar buiten en ontmoet weer mensen. Hij gebruikt momenteel geen verdovende middelen.
Verweerster ziet per dag een wisselend beeld. Wel constateert zij een verminderde desorganisatie. Er wordt nog een lage dosering toegediend en een deel wordt niet opgenomen vanwege het uitbraken. Er is dus nog onvoldoende effect geeft verweerster aan.
In de slotronde geeft klager aan dat hij de wens heeft om er goed uit te komen. Hij hoopt nooit meer opgenomen te worden en wil graag een mooi leven zonder medicijnen en met een vriendin o.a.. Klager realiseert zich dat hij wel ondersteuning nodig heeft van mensen om hem heen, maar heeft daarbij geen medicatie nodig.
De voorzitter benoemt dat de klacht tegen de diagnose niet behandeld kan worden door de commissie omdat het geen klachtgrond onder de Wvggz betreft.
BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE
Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie
Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. De klachten zien op de uitvoering van de verplichte zorg en zijn gericht tegen de verplichte medicatie en opname zoals bedoeld in artikel 8:9 Wvggz en zijn ontvankelijk.
Gronden en overwegingen
Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.
Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:
- zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
- met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
- voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.
Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.
Klager is een 20 jarige man, bekend met schizofrenie, chronisch psychotische stoornis en middelengebruik. Klager vindt zichzelf niet ziek. Klager is van mening dat zijn diagnose niet juist is. Klager heeft last van bijwerkingen en ervaart de medicatie als slecht voor hem.
Klager twijfelt of hij misschien beschadigd is door medicatie.
De klacht over zijn diagnose kan deze klachtencommissie niet in behandeling nemen, dit valt buiten de wettelijke klachtgronden. De klachtencommissie verklaart zich niet bevoegd in deze klacht.
Verweerder geeft aan dat het ernstig nadeel van klager weggenomen kan worden door de verplichte zorg. Het ernstig nadeel is gelegen in het gedrag van klager, hij ervaart vergiftigingswanen, trekt zich terug uit contact en is achterdochtig. Klager heeft de overtuiging dood te gaan als gevolg van de medicatie.
Het ernstig nadeel is gelegen in maatschappelijke teloorgang. Verweerder geeft aan dat opname van belang is om klager te kunnen behandelen met medicatie. In de ambulante situatie laat klager medicatie ontrouw zien, waardoor opname noodzakelijk is. Met de verplichte medicatie worden de wanen behandeld van klager. Verweerder heeft gepoogd om in samenwerking met klager de medicatie vrijwillig in te laten nemen maar dat is niet gelukt. Op 3 mei 2022 is de verplichte zorg besproken met klager en op diezelfde dag is de informatiebrief uitgereikt aan klager.
Naar het oordeel van de commissie voldoen de aanzegging en schriftelijke uitreiking aan klager aan de wettelijke vereisten.
Gezien het gedrag van klager en het risico op ernstig nadeel is de aangezegde verplichte zorg een passende behandeling om het ernstig nadeel te voorkomen en/of te beperken. Klager is meerdere malen opgenomen als gevolg van het niet-innemen van medicatie na ontslag uit de kliniek. De jonge leeftijd van klager maakt het belang om in te grijpen belangrijk zodat klager een maatschappelijke en sociaal wenselijk leven kan leiden.
Getoetst zijn de proportionaliteit, subsidiariteit, veiligheid en doelmatigheid van de verplichte zorg.
De commissie is van oordeel dat verweerder op inhoudelijke goede gronden hebben besloten om verplichte zorg toe te passen. De verplichte medicatie met antipsychotica zijn nodig om het ernstig nadeel voor klager te beperken. Om die reden acht de klachtencommissie de klachten ongegrond.
Aanbeveling: Volgens verweerder is sprake van wilsonbekwaamheid bij klager. De commissie heeft een verklaring van wilsonbekwaamheid (op welk vlak dan ook) niet in het dossier van klager aangetroffen. Aanbevelenswaardig is het opnemen van een wilsonbekwaamheid in het dossier.
Uitspraak
De klachtencommissie verklaart zich onbevoegd inzake de klacht gericht tegen de diagnose.
De klachtencommissie verklaart de klacht gericht tegen de verplichte medicatie ongegrond.
Aldus besloten te Arnhem, 18 juni 2022
namens de Wvggz klachtencommissie,
i/o
[voorzitter]
Voorzitter Wvggz Klachtencommissie
Aantal bladzijden: 5