Zoeken Zoeken
Menu
Dwangmedicatie

KC21-019 25 augustus 2021

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klager]
Klachtnummer : KC21-019
Instelling : Pro Persona 
Datum ontvangst klacht : 19 juli 2021
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Hoorzitting : 26 juli 2021 (digitale conferentie Starleaf)
Datum uitspraak : 1 augustus 2021 

 

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[klager] (klager)

 

[verweerder] (verweerder)

[begeleider] (begeleider)

 

[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)

[psychiater] (psychiater)  `

[lid] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Juridische status

Zorgmachtiging

 

Klacht

Dwangmedicatie

  

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 19 juli een klachtenformulier ontvangen met betrekking tot dwangmedicatie. Alle partijen zijn op 21 juli geïnformeerd over de klacht en uitgenodigd voor de hoorzitting. Klager heeft aangegeven geen ondersteuning te wensen van een patiëntvertrouwenspersoon. De klachtencommissie heeft op 22 en 23 juli 2021 het verweerschrift inclusief bijlagen ontvangen. Deze stukken zijn op 23 juli per mail doorgestuurd naar partijen.     

 

De hoorzitting heeft op 26 juli 2021 plaatsgevonden middels videoconferentie. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Vanwege afwezigheid heeft de verweerder zich bij de hoorzitting laten vertegenwoordigen door een collega. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat partijen uiterlijk op 1 augustus 2021 de volledige uitspraak van de klachtencommissie tegemoet kunnen zien.

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

–           Klachtenformulier;

–           Verweerschrift;

–           Rapportage verpleegkundige periode 19-5-2021 t/m 21-7-2021;

–           Decursus periode 21-10-2020 t/m 21-7-2021;

–           Beslissing verlenen verplichte zorg d.d. 19 juli 2021;

–           Informatiebrief verplichte zorg d.d. 21-7-2021;

–           Medicijnen overzicht;

–           Zorgmachtiging 17-3-2021;

–           Plan van aanpak d.d. 12-3-2021;

–           Zorgplan d.d. 2-3-2020.

 

 

Termijn

Het klaagschrift bevat een klacht tegen verplichte medicatie als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Dit soort klachten hebben betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 1 augustus 2021.

 

Feiten

Klager is een 23-jarige man bekend met beperkingen in het autistisch spectrum. Er is sprake van beperkingen in het cognitief functioneren, waarbij zowel aandacht- en concentratieproblemen, executieve functieproblemen, problemen in het sociaal inzicht en problemen in de theory of mind geobjectiveerd kunnen worden. Reden voor opname is agressieregulatie problematiek van patiënt waar zowel patiënt als zijn ouders ernstig onder lijden. Thuis gaan er spullen kapot, slaat hij zijn ouders en bedreigt hij zijn ouders met hen te vermoorden. Agressie beperkt zich niet tot het ouderlijk gezin, ook buitenstaanders op straat triggeren zijn agressie. Een gevoel van onrecht ligt hier vaak aan ten grondslag. In het verleden heeft patiënt veelvuldig middelen (cocaïne) gebruikt en is hier naar eigen zeggen psychotisch van geworden.

Op 17 maart 2021 is een zorgmachtiging afgegeven voor klager voor de duur van 6 maanden. Het toedienen van medicatie vormt onderdeel van de verplichte zorg.

 

Standpunten van partijen

Klager heeft een klacht ingediend over de medicatie omdat na een kort gesprek de medicatie is aangepast zonder overleg met klager. Klager is o.a. bang voor ontwenningsverschijnselen als gevolg van dat besluit. 

 

Verweerder heeft schriftelijk verweer gevoerd en wordt ter zitting vertegenwoordigd door een collega. Verweerder heeft klager op 21 mei 2021 voor het eerst gesproken over zijn farmacotherapie. Klager gaf in dit gesprek aan te twijfelen aan de noodzaak van het gebruik van Venlafaxine, maar dit ook niet te willen stoppen. Om hem in deze vraagstelling te ondersteunen werd samen met hem het beleid uitgestippeld om zijn depressieve klachten te inventariseren en te monitoren met een vragenlijst, de IDS-SR. Deze zou hij wekelijks ingevuld aanleveren, evt. met ondersteuning door zijn persoonlijk begeleider. Op 2-6-2021 is naar aanleiding van signalen vanuit de nachtdienst met klager stilgestaan bij het ronddolen in de nacht en het aan de deur kloppen bij groepsgenoten. Klager erkent in dit gesprek last te hebben van slaapproblemen. Dit wijt hij vooral aan jeuk. Hiervoor gebruikt hij paracetamol waarvan is uitgelegd dat dit geen middel is dat hiervoor geschikt is. Een werkzaam middel is uitgeschreven voor de jeuk (Promethazine). Verweerder heeft in dit gesprek stilgestaan bij het feit dat slapeloosheid een bekende bijwerking van Venlafaxine is. Om die reden is het voorstel gedaan de Venlafaxine (die laag gedoseerd is) om te zetten naar een ander antidepressivum, dat tevens als slaapmiddel wordt toegepast: Mirtazapine. Klager stemde in met deze switch. Daarnaast wordt klager ondersteunend diazepam voorgeschreven voor angst/onrust en slapeloosheid. Op 3-6-2021 is hem nogmaals een gesprek aangeboden om genoemde switch opnieuw uit te leggen omdat klager de nieuw voorgeschreven medicatie Mirtazapine weigert in te nemen. Aan klager wordt voorgesteld het gebruik van Mirtazapine over 2 weken te evalueren. Ook op 4-6-2021 is nog eens een gesprek met klager gevoerd om opnieuw de reden uit te leggen van de medicatie switch. Klager heeft het die nacht wel ingenomen voor het eerst. Op 7-6-2021 wordt gerapporteerd door de zorgverantwoordelijke dat klager de medicatie weigert in te nemen en wenst te stoppen.

Klager gebruikt op dit moment alleen de diazepam en verdere medicatie indien nodig (oxazepam / Promethazine / paracetamol). Verweerder is van mening dat klager wel degelijk heeft ingestemd maar later deze instemming weer heeft ingetrokken. Het medicament waar klager om vraagt heeft een belastende bijwerking (slapeloosheid) wat het ongeschikt maakt om zijn depressie mee te behandelen. Het antidepressivum wat hem wel zou kunnen helpen, ook voor het verbeteren van het dag-nachtpatroon, Mirtazapine, weigert klager daarentegen. Verweerder is van mening dat de voorschrijvend arts degene is die de indicatie stelt van een middel en de uiteindelijke afweging van baten en nadelen voor een rationele farmacotherapie. Wanneer verzoeken van cliënten rondom farmacotherapie tot irrationeel voorschrijfgedrag nopen acht verweerder het in het belang van goed hulpverlenerschap noodzakelijk deze wens, met voldoende gegeven informatie, naast zich neer te leggen.

 

De vervangend verweerder geeft ter zitting aan zij begrip heeft voor het feit dat klager bang was voor ontwenningsverschijnselen. De behandelaar heeft echter wel uitleg gegeven over de switch van medicatie. De aanwezige verweerder heeft de indruk dat de uitleg niet goed is overgekomen en dat klager daarom niet goed begrijpt waarom de beslissing genomen is.

 

Klager licht toe dat hij meerdere malen aangegeven heeft die wijziging niet te accepteren. Hij is twee keer verkeerd gediagnostiseerd waardoor klager terughoudend is ten aanzien van medicatie. Hij wilde eerst meer weten over de voorgestelde medicatie doordat hij akkoord gaf. De volgende ochtend bleek de behandelaar het toch al veranderd te hebben.

Klager vult aan dat hij van de psycholoog begrepen heeft dat verweerder doof is aan een oor. ‘Misschien heeft hij me daarom niet goed gehoord’, aldus klager. Klager vermoedt dat er een communicatie storing is geweest tussen hen beiden.

 

De voorzitter vraagt verweerder naar haar visie op vrijwilligheid van deze zorg. Verweerder antwoordt dat klager zelf gevraagd heeft om een antidepressivum. Behandelaren zagen geen depressie. De medicatie die hij gebruikte had als bijwerking slapeloosheid, hetgeen al een item was bij klager. Om die reden is behandelaar meegegaan in het verzoek om een antidepressivum maar heeft het middel aangepast naar een medicijn dat geen slapeloosheid veroorzaakt en tevens een anti-jeuk werking heeft. Dit laatste ook op verzoek van klager. Verweerder is van mening dat het dan aan behandelend psychiater is om de afweging te maken welke medicatie ingezet wordt.

De psychiater van de commissie constateert dat verweerder eenzijdig medicatie heeft gewijzigd, die voorgeschreven was op verzoek van klager, voor een indicatie, namelijk depressie, die verweerder niet ondersteunt.

Verweerder verwijst naar het ingebrachte verweer van behandelaar zelf omdat dit het meeste recht doet aan zijn persoonlijk verweer.

  

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Artikel 2:1 Wvggz bepaalt dat bij alle fases ten aanzien van verplichte zorg, beoordeeld dient te worden of deze zorg voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en (patiënt) veiligheid. Deze beginselen brengen met zich mee dat het voorkomen van dwang centraal staat. Eerst zullen alle alternatieven die op vrijwilligheid gebaseerd zijn volledig moeten worden benut, voordat dwang kan worden overwogen. Dwang (verplichte zorg) kan aldus alleen in uiterste nood worden ingezet.

Aangezien voor de uitvoering van de zorgmachtiging (nog) geen verplichte zorg in de zin van dwangmedicatie aan klager wordt verleend, is de klachtencommissie ten aanzien van deze klacht onbevoegd.

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klager is een 23 jarige man, bekend met beperkingen in het autistisch spectrum en depressiviteit.

Op 17 maart 2021 is een zorgmachtiging afgegeven voor klager voor de duur van 6 maanden. Het toedienen van medicatie vormt onderdeel van de verplichte zorg.

 

Klager klaagt over de wijziging van de medicatie, is bang voor ontwenningsverschijnselen en heeft last van bijwerkingen in de vorm van slapeloosheid en jeuk. Verweerder geeft aan dat de medicatie op verzoek van klager gewijzigd is. Klager twijfelt over de noodzaak van het gebruik van Venlafaxine, maar wil dit ook niet stoppen. Een bijwerking van Venlafaxine is slapeloosheid, waar klager last van heeft. Samen met klager is besloten om Venlafaxine te wijzigen in Mirtazapine, een anti depressivum wat tevens als slaapmiddel wordt toegepast. Verder is diazepam voor de onrust van klager aangeboden. Klager en verweerder zijn hierover in gesprek geweest en klager heeft ingestemd. Klager weigert later de Mirtazapine en trekt zijn instemming terug.

 

Tijdens de hoorzitting geeft klager aan dat hij wel ingestemd had met deze medicatie. Verweerder geeft zorg op maat, door in gesprek te gaan met klager en op vrijwillige basis de medicatie aan te bieden. Verweerder is nog in gesprek met klager en zoekt naar alternatieven.

De commissie constateert dat verweerder de zorg uitstekend toepast door juist in gesprek te gaan met klager en op vrijwillige basis een oplossing te zoeken. Verder heeft verweerder alternatieven gezocht en aangeboden. Verplicht zorg is (nog) niet aan de orde, er is geen schriftelijke kennisgeving uitgereikt.

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart zich onbevoegd.

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

Aldus besloten te [locatie], 1 augustus 2021

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 5