Zoeken Zoeken
Menu
Beperking om het eigen leven in te richten

KC24-003 18 april 2024

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klaagster]
Instelling : Pro Persona
Klachtnummer : KC24-003
Datum ontvangst klacht : 15 januari 2024
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Datum hoorzitting : 19 januari 2024
Datum beschikking : 01 februari 2024

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[XX] (klaagster)

[XX] (PVP)

 

[XX] (verweerder/GZ-psycholoog)

 

[XX] (jurist, voorzitter)

[XX] (psychiater)

[XX] (verpleegkundige)

 

[XX] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Ingediende klacht

Beperking het eigen leven in te richten, c.q. het toegezegde geldbedrag aan klaagster te verlagen.

 

 

Bevoegdheid klachtencommissie

Klaagster heeft een klacht ingediend over een situatie als bedoeld in artikel 10:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz). De klachtencommissie is op grond van artikel 10:1 lid 2 Wvggz bevoegd om uitspraak over deze klacht te doen.

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 15 januari 2024 een klachtenformulier ontvangen inzake verplichte zorg. Dezelfde dag zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor een hoorzitting.

De klachtencommissie heeft op 17 januari 2024 het verweer ontvangen en dezelfde dag doorgestuurd naar partijen.

 

De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2024. Partijen hebben tijdens de zitting hun standpunt toegelicht. Aan het einde van de hoorzitting deelt de voorzitter mede dat de commissie uiterlijk 12 februari 2024 uitspraak zal doen.        

 

De klachtencommissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de volgende stukken:

–           Ingediende klacht;

–           Verweerschrift;

–           Zorgplan, d.d. 10-01-2024;

–           Beslissing verlenen verplichte zorg, d.d. 16-01-2024;

–           Beschikking zorgmachtiging, d.d. 26-01-2023.

 

 

Feiten

Klager is een [leeftijd] bekend met schizofrenie en een stoornis in het gebruik van middelen. Er is sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld. Daarnaast is PTSS gediagnosticeerd.                                     

 

De klachtencommissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch psychiatrisch

onderzoek gebaseerde diagnose.

 

In de periode waarop de klacht betrekking heeft ontving klager verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging ingaande op 26 januari 2023 en eindigend op 26 januari 2025. Beperking het eigen leven in te richten is onderdeel van de toegestane verplichte zorg.    

 

 

Verslag van de hoorzitting

De voorzitter opent de vergadering en alle partijen stellen zich voor.

 

 

Standpunt van klaagster

Klaagster licht ter zitting toe dat haar bewindvoerder in december 2023 had toegezegd dat ze 150 euro zou mogen opnemen voor de feestdagen. Een paar dagen later liet verweerder weten dat ze dit bedrag veel te hoog vond en verlaagde het naar 40 euro. Klaagster mocht ook oud en nieuw niet doorbrengen bij haar vriend. Ze was hiervan erg overstuur en voelt zich gedupeerd.  

 

PVP vult aan dat klaagster zich erg had verheugd op de feestdagen. Ze had veel plannen die nu allemaal in duigen vielen. PVP stelt dat ze de aanzegging van dit besluit niet heeft kunnen terugvinden in het dossier en vraagt zich af waarom die beslissing is genomen.  

 

Standpunt van verweerder

Verweerder benoemt dat het verhaal van klaagster in grote lijnen klopt. Klaagster had geld aangevraagd bij haar bewindvoerder, waaronder 45 euro voor gourmet bij haar ouders. Het resterende bedrag was voor oud en nieuw. In gesprek met verweerder gaf klaagster aan dat ze daar o.a. speed voor zou gaan kopen. Dat leek verweerder zeer ongewenst en was vast ook niet de bedoeling van de bewindvoerder geweest, verklaart zij ter zitting. Drugsgebruik zorgt voor zeer ernstig nadeel bij klaagster. Vervolgens heeft verweerder haar een alternatief bedrag van 50 euro aangeboden, bedoeld voor oliebollen en/of champagne bijvoorbeeld. Klaagster was het hier niet mee eens en het geld ligt nog in de kluis aldus verweerder. Ze heeft klaagster aangeboden het bedrag te verhogen als ze met een goed plan zou komen voor de besteding van het geld. Verweerder beaamt dat zij verzuimd heeft om een aanzeggingsbrief uit te reiken.  

 

Op een vraag van de commissie antwoordt klaagster dat er niet goed met haar overlegd is. Verweerder is niet duidelijk geweest. Verweerder heeft wel gezegd dat klaagster 40 euro zou krijgen maar daar is klaagster het niet mee eens. ‘Het is toch mijn eigen geld, daar ben ik toch zelf verantwoordelijk voor!’, zegt ze tijdens de hoorzitting. De opmerking van verweerder dat zij wel akkoord gaat als er een goed voorstel bij haar neergelegd wordt, is bij klaagster waarschijnlijk het ene oor in en het andere uit gegaan, verklaart klaagster ter zitting. Volgens klaagster heeft zij tegen de verweerder gezegd dat ze geen drugs zou kopen en bonnetjes zou meenemen van alle gedane uitgaven.

 

Verweerder weet niet of klaagster in eerdere situaties geld, dat zij van de bewindvoerder had gekregen, heeft uitgegeven aan drugs. Zij is nog niet zo lang regiebehandelaar van klaagster. Verweerder vervolgt dat de afspraak is dat er achteraf bonnetjes worden ingediend, maar dat dit in deze situatie niet relevant is omdat klaagster mondeling al had aangegeven dat zij geld ging besteden aan alcohol en drugs.

 

Klaagster vertelt dat zij een bewindvoerder heeft omdat ze 15 jaar geleden een hoge schuld had vanwege treinboetes. Het voorstel voor bewindvoering heeft klaagster toen aangenomen en is daar nog steeds tevreden over. Alle boetes zijn inmiddels betaald.

 

Over de schadevergoeding lichten klaagster en PVP toe dat haar feestdagen hierdoor verpest zijn en de 8.9-brief ontbreekt. Ook noemt klaagster de tekst van verweerder in haar dossier dat klaagster zich tussen haar benen wast met verkeerde middelen. Klaagster vindt dit ongepast en het heeft niets te maken met de geldsituatie waar de klacht over gaat, vult zij aan. Klaagster heeft gehoord dat een schadevergoeding van 50 euro gangbaar is.

 

De commissie vraagt aan klaagster of zij inderdaad gezegd heeft dat ze drank en drugs ging kopen voor het geld. Klaagster beaamt dit en zegt dat ze zichzelf daarmee voor schut heeft gezet.

 

De voorzitter constateert uit het medisch dossier dat verweerder op 16 januari jl.. alsnog een aanzeggingsbrief heeft uitgereikt aan klaagster over de beschikbaarheid van financiële middelen.  

 

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klacht is gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klaagster is een [leeftijd] vrouw opgenomen met een chronisch psychotisch toestandsbeeld op basis van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van middelen. Klaagster klaagt over de beperking om haar eigen leven in te richten. Aan klaagster is door haar bewindvoerder 100 euro voor de feestdagen 2023 (Kerst en Oud & nieuw) ter beschikking gesteld. Haar behandelteam heeft haar 40 euro (van die 100 euro) voor de feestdagen gegeven. Klaagsters feestdagen zijn daardoor verpest en zij vraagt een schadevergoeding. Klaagster geeft aan dat de kennisgeving van verplichte zorg ontbreekt.

 

Verweerder geeft aan dat de klacht over het ontbreken van de 8.9-brief terecht is. Zij was ervan op de hoogte dat klaagster een aanzeggingsbrief had moeten ontvangen toen ze niet het door haar bewindvoerder toegezegde geldbedrag kreeg. Verweerster heeft haar mondeling toegezegd dat ze die brief nog zou krijgen maar door drukte is dit niet meer gebeurd. Verweerster vond het uitkeren van het totale bedrag onverantwoord. Op 16 januari 2024 heeft verweerster klaagster hierover gesproken en alsnog een 8.9 uitgereikt. Eerder was al in overleg met de bewindvoerder en maatschappelijk werker van klaagster afgesproken dat ze meer geld mag hebben als daar een concreet plan is voor besteding van het geld.

 

De commissie kan de inhoudelijke overwegingen omtrent de behandeling van verweerster als passend kwalificeren. De uitvoering van de verplichte zorg is doelmatig, proportioneel, subsidiair en veilig. Het ernstig nadeel bestaat uit het risico op lichamelijk letsel en/of psychische schade.

Klaagster heeft aangegeven dat zij het geld (100 euro) zou gaan besteden aan drank en drugs wat voor zeer ernstig nadeel zorgt bij klaagster. Om dit ernstig nadeel te voorkomen is het besluit genomen om slechts een gedeelte van het beschikbare geld aan klaagster te geven voor de feestdagen. Echter dit besluit is niet op schrift uitgereikt aan klaagster. Wegens het ontbreken van deze 8:9 brief wordt de klacht van klaagster op formele gronden gegrond verklaard.

 

 

Schadevergoeding

Nu de commissie de klacht van klaagster gegrond heeft verklaard, ziet zij reden om haar een schadevergoeding ten laste van de zorgaanbieder toe te kennen.

Klaagster vraagt een schadevergoeding van 50 euro. De klachtencommissie ziet de schade voor klaagster in het niet-geïnformeerd zijn door het ontbreken van de kennisgeving verplichte zorg.

Dit gebrek is door verweerder hersteld op 16 januari 2024, ruim na de feestdagen.

Inhoudelijk werd klaagster beschermd voor het ernstig nadeel door deze verplichte zorg. De klachtencommissie vindt een toekenning van 5 (vijf) euro voor het geheel billijk voor het schriftelijk niet-geïnformeerd zijn van klaagster.

 

De commissie concludeert tot toekenning van een schadevergoeding in billijkheid van 5 (vijf) euro. Over deze schadevergoeding is de zorgaanbieder gehoord conform artikel 10:11 onder 3. Wvggz op vrijdag 19 januari 2024.

 

Uitspraak

 

De klachtencommissie verklaart de klacht met betrekking tot beperking het eigen leven in te richten gegrond.

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

 

Aldus besloten,

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[XX]

Voorzitter Wvggz klachtencommissie

Datum: 01 februari 2024

Aantal bladzijden: 5